Wormen die het spijsverteringskanaal van konijnen parasiteren

Enige algemeenheden

 

 

Esther van Praag, Ph.D.

 

 

MediRabbit.com wordt uitsluitend gefinancierd door gevers.

Elke donatie, ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen.

Bedankt  

 

Waarschuwing: deze pagina kan beelden bevatten die voor sommige personen pijn of verdriet veroorzaken kunnen    

Er zijn tientallen verschillende parasieten die in de spijskanalen van konijnen, hazen en de Amerikaanse cottontail gevonden worden. Sommige parasieten komen vrij zeldzaam voor, anderen worden alleen pathogeen onder byzondere omstandigheden; weer anderen zijn nog nauwelijks bestudeerd. In de volgende paginaa‘s worden de meest gevonden parasieten van huiskonijnen beschreven.

In tegenstelling tot wilde konijnen, worden gezonde huiskonijnen die in een schone omgeving leven, en geen contact met honden of katten hebben, zelden met maag- of darm parasieten besmet. De belangrijkste reden hiervan heeft met de levenscyclus van de diverse parasieten te maken. Bij velen komt de natuurlijke cyclus van ontwikkeling van de larve stadia (L1, L2 en soms L3) binnenshuis  niet voor.

Vele parasieten zijn heteroxenous (hebben meerdere gastheren). Om zich te kunnen vermenigvuldigen, moeten zij verscheidene tussen-stappen ondergaan voordat ze de uiteindelijk het konijn kunnen besmetten. Zo wordt bijvoorbeeld het begin stadium van  verschillende jeugdvormen van de levervlok (Fasciola hepatica), in bepaalde slakken in het gras van moerassige gebieden aangetroffen alvorens by  konijnen in het spijskanaal te kunnen parasiteren. De kleine botlarven (Dicrocoelium lanceolatum) moeten in slakken en mieren leven alvorens ze konijnen kunnen besmetten. Deze wormparasieten worden hierdoor zelden bij huiskonijnen gevonden, daar hun levenscyclus afhankelijk is van vooragaande gastheren, die in een huiselyk milieu niet aanwezig zijn.

Een andere vorm van parasieten zijn monoxenous (een enkele gastheer). Ze brengen hun verschillende larve stadia door in natte weiden, stagnerend water, of hooi voordat ze opgenomen worden door de enige en definitieve gastheer, “het konijn”. Dergelijke wormen worden gevonden bij huiskonijnen. Om een worminvasie bij een huiskonijn te verhinderen, is het van wezenlijk belang dat:

·        hooi en verder voedsel moet niet gezocht worden in die gebieden waar talrijke honden en, katten zijn of waar knaagdieren in de buurt leven,

·        verse groente moet zorgvuldig met stromend water gewassen worden,

·        stro of hooi dat in de bak wordt gebruikt, moet dagelijks ververst worden,

·        als het hooi niet dagelijks ververst kan worden, moet het in een voerrek gegeven worden, zodat het noch met fecaliën noch met urine bevuild kan worden,

·        de bakken moeten dagelijks met heet water, azijnzuur, of chloor schoongemaakt worden.

Als een wormplaag bij een huiskonijn uitbreekt, kan het gemakkelijk met medicijnen behandeld worden. Een dierenarts moet altijd geraadpleegd worden, voordat hiermee begonnen wordt, om te bepalen met welke bepaalde worm het konijn besmet is. De voorgeschreven medicijnkuur moet strikt worden toegepast.

Ronde ingewandwormen  (nematode)

Het woord "nematode" komt uit het  Griekse: "nematos" (draad) en “eidos” (vorm), refererend aan hun draad vorm. Draadwormen behoren tot de meest voorkomende meercellige dieren ter aarde.

Een volwassen worm bestaat uit ongeveer duizend cellen, van wie honderden bij de voortplanting betrokken zijn. Andere cellen hebben zich op spijsvertering, zenuw, of excretiefuncties gespecialiseerd. Deze parasitische wormen hebben noch een bloedsomloop noch een ademhalingssysteem. Hun structuur is eenvoudig en bestaat in principe uit een "buis binnen een buis, " met een spijsverteringskanaal die van een slecht ontwikkelde mond tot de anus door loopt.

De parasitische draadwormen (naaldworm en oxyuride) zijn meestal commensaal (onschadelijke kostgangers), kleine, niet ziekteverwekkende, rondwormen die zich voeden met de bacterien, die over het algemeen in het onderste gedeelte van de darm leven. Hoewel zij veel bij gewervelde gastheren voorkomen, zijn zij gewoonlijk gastheerspecifiek, en besmetten hoofdzakelijk vee en konijnen. Gevallen van andere besmetting zijn echter waargenomen.

De draadwormen worden meer bij haasachtigen met een verminderde immune weerstand gevonden. De hoeveelheid van wormen varieert volgens de leeftijd en het geslacht van de gastheer, maar ook naar gelang de intestinale bacteriële flora van de gastheer. Mannelijke konijnen worden vaker geplaagd door naaldwormen, dan de vrouwtjes. Voedsel, rijk aan vezel producten, schijnt de wormbevolking te kunnen verminderen. Naaldwormen worden over de hele wereld gevonden, hoewel sommige soorten vaker in bepaalde gebieden voorkomen dan anderen.

 

 

Samuel Boucher and Loïc Nouaille

 

Links: Gezonde blindedarm en darm, zonder parasitische draadwormparasieten

Rechts: Blindedarm die door een ernstige plaag Passalurus sp. is besmet

De bevolking van wormen varieert; wanneer een te grote opeenhoping  wordt bereikt, worden zij door het konijn afgstoten en kunnen dan meestal in de uitwerpselen waargenomen worden.

 

  

Simone van der Meij

 

Links: Verse uitwerpsel met haren (dune witte filament) en wormen (dikke doorschijnende draden)

Rechts: Verse uitwerpsel met hoi en een levende ronde worm.

 

Soms leidt dit tot een versperring (stase) van de darm. De overlevende wormen beginnen een nieuwe groeicyclus in de blindedarm, beginnen weer eieren af te werpen, en besmetten aldus het konijn opnieuw.

Parasitische draadwormen bij huiskonijnen

De parasitische draadwormen die het meest in het gastrointestinale systeem van konijnen worden gevonden zijn:

Oxyuridae

Passalurus ambiguus

Dermatoxys veligera

.

Trichostrongylidae

Trichostrongylus calcaratus

Trichostrongylus sp.

Obeliscoides cuniculi

Nematodirus leporus

Graphidium strigosum

Strongyloïdes sp.

.

Trichuridae

Trichuris leporis

.

Filarioidideae

Dirofilaria scapiceps

Dirofilaria uniformis

Brugia lepori

.

Metastrongyloidea

Protostrongylus boughtoni

.

Ascaroidea

Bayliascaris procyonis

Bayliascaris columnaris

Toxocara canis

Symptomen en diagnose

De aanwezigheid van dikke bruine slijmdraden tussen de uitwerpselen is een teken van aanwezigheid van intestinale wormen. In sommige gevallen, leidt de aanwezigheid van intestinale wormen tot verklemming van de blindedarm (impaction), die met stase, vreselijke pijn en gasvorming gepaard kan gaan. Dit is onafhankelijk van het type van worm (naaldworm of lintworm) bij konijnen.

http://www.powhatananimalhospital.com/disease/roundworminfect.jpg

 

 

Darm voll met parasitische wormen

 

In zeldzame gevallen komt het tot een plotselinge dood, zonder dat er ooit vroegere klinische symptomen van ziekte gevonden zijn, terwijl er ook geen tekenen van parasitische wormen tijdens vroegere ontlastingtests waren. Bij autopsie bleek dat de blindedarm zwaar met naaldwormen geïnfecteerd was, de plaats waar de wormen zich verzameld hadden was verder ontstoken en toonde dystrophische veranderingen.

De aanwezigheid van intestinale parasieten wordt bepaald door een fecale test. In zeldzame gevallen, kan de fecale uitslag van een ziek konijn toch negatief zijn. Zolang deze onbehandeld blijft, zal de aanwezigheid van wormen in de uitwerpselen worden waargenomen.

Behandeling

De aanwezigheid van parasitische intestinale draadwormen moet door middel van benzimidazole, specifieker fenbendazol, mebendazol of thiabendazol behandeld worden. Piperazin wordt als efficiënt gemeld, terwijl ivermectin niet alle rondwormen doodt (b.v. niet Passalurus spp.). Praziquantel wordt gebruikt om een lintwormplaag bij konijnen te behandelen.

Zie de teksten met betrekking tot de bijzondere wormen, voor details van behandeling.

Acknowledgement

Een grote dank aan Simone van der Meij, en haar konijn Jasper, voor de foto’s van wormen in de uitwerpselen en aan Arie van Praag, voor de foto van Flora. Voor de hulp bij de editie van teksten in het Nederlands gaat een speciale dank aan Louise en Arie van Praag, Zwitserland.

Verdere informatie

http://www.ianr.unl.edu/ianr/plntpath/nematode/nemata.htm

G. M. Urquhart, J. Armour, J. L. Duncan, F. W. Jennings, A. M. Dunn (1996) Veterinary Parasitology, Blackwell Science Inc; p. 307.

J.E. Harkness, J.E. Wagner (1995) The Biology and Medicine of Rabbits and Rodents, Williams and Wilkins. p. 372.

S. Boucher, L. Nouaille (2002) Maladies des Lapins. Editions France Agricole, p. 122-135.

.

 

 

 

 

e-mail: info@medirabbit.com