Cardiologie en technieken om hartziektes bij

konijnen te detecteren

 

 

Esther van Praag Ph.D.

 

MediRabbit.com wordt uitsluitend gefinancierd door gevers.

Elke donatie, ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen.

Bedankt  

 

Waarschuwing: deze tekst bevat foto’s die voor sommigen storend kunnen zijn.

 

Cardiologie is bij huiskonijnen een domein waar weinig informatie over bestaat. Daardoor is ook moeilijk hartproblemen te voorkomen.

Ondanks dat is het mogelijk om bij een hart probleem een diagnose op te stellen. Dit kan gebeuren door middel van een complete hartstudie die radiografie, elektrocardiografie en/of ultrasound inhoud, en zo de resultaten dit nodig maken, een behandeling te vinden.

Akira Yamanouchi

 

Left: Ventral view into the abdominal cavity of a rabbit, with heart, surrounded by fat deposits in the foreground, lungs in the he background. Right: Isolated heart

Het hart bevindt zich in de borstholte: de top van het hart is enigszins naar de rug en naar links gericht terwijl de basis van het hart naar voren wijst. Zoals bij andere kleine dieren heeft het konijnenhart 4 kamers: 2 hartboezems (atria) en 2 hartkamers (ventrikels) die door interhartboezem en interventriculaire wanden gesepareerd zijn. Hierbij komen enkele anatomische eigenaardigheden:

•    rechter en linker ventrikels, die het musculaire gedeelte aan de bodemkant van het hart vormen. De linkerkamer (ventrikel) is groter als de rechter, ze zijn van elkaar gescheiden door de interventriculaire wand. Deze wand is stevig en bezit sterk gespierde verdikkingen. De wand van de rechterkamer is dikker dan die van de rechterboezem (atrium) en vormt het rechtse gedeelte van het conische einde van het hart, zonder de punt te bereiken. Uit de voorkant van deze kamer gaat de longslagader. Cuspidaliskleppen scheiden de hartkamers van de longslagader en de aorta.

      De ventriculaire kamers worden van de atria door kleppen, die door sterke peesdraden (chordae tendineae) op hun plaats worden gehouden, gescheiden. De hartklep tussen de rechterboezem en de rechterkamer (tricuspidalisklep) bezit alleen twee slippen (cuspides), en niet drie zoals bij de meeste andere dieren gezien wordt.

•    rechter en linker boezem kamers (atria), die in de bovenste helft van het hart te vinden zijn. Deze twee kleinere kamers ontvangen het bloed van volgende aders:

•    de bovenste holle ader (vena cava superior) en de onderste holle ader (vena cava inferior), een van de twee grote bloedaders die het bloed van de verdere lichaamsgedeelte terugbrengt naar de rechter boezemkamer van het hart) en de coronaire sinus (die bloed ontvangt van het hart)  dat in de rechterboezem terecht komt.

•    de linker and rechter longaders (venae pulmonales) die het met zuurstof verijkte bloed van de longen naar het hart brengt, openen zich in de kamer, aan de rugkant van de linkerboezem.

Elke boezemkamer bezit verder kleine spier slippen. De wand van de rechterboezem bezit verder nog een klein gebied met aangepaste spiercellen, het prikkelgeleidings systeem oftewel de sinusknoop of nodus sinu-atrialis, waaruit de hartslag voortkomt.

 

Anatomie van het hart van een konijn

 

Verdere fysiologische punten onderscheiden het konijnenhart van die van andere kleine dieren:

•    de zenuwen van de aorta hebben geen chemo-receptoren, alleen maar baroreceptoren (die op luchtdruk reageren). Dit betekent dat er geen zenuwcellen zijn, die op chemische signalen reageren, maar wel op verschillen van druk. Deze stimuleren een reflexmechanisme die het mogelijk maakt zich aan druk verandering aan te passen door de bloedvaten te verwijderen of in te krimpen.

•    de longaders en hun zijtakken zijn sterk gespierd.

•    de coronaire aderen (kransaderen), die de hartspier met bloed voorzien, kunnen makkelijk samengedrukt worden, wat tot een plaatselijke tekort aan bloed (ischemie) van het myocardium leidt.

Konijnen hartparameters

Arteriλle bloed pH

7.2 – 7-5

Arteriλle bloeddruk

Systolisch (maximale druk in een slagader (arterie) op het moment dat het hart slaat en bloed door het lichaam pompt):   90 – 130 mmHg

Diastolisch (laagste druk in een slagader,, tussen twee slagen, als het hart rust): 80 – 90 mmHg

Hartfrequentie

112 tot 300 per minuut

 


Konijnen buik radiografie

Een radiografie van de buik van een konijn wordt regelmatig voor diagnose gemaakt, in geval van dyspnea (moeilijk ademen), een slechte of hardnekkige hoest, van een borstkasletsel of als er pneumonie verdacht wordt. Het geeft namelijk informatie over de vorm en de grote van het hart en de longen. Het helpt informatie te winnen over een eventuele hartverlamming, emfyseem, over de mogelijke aanwezigheid van een longoedeem (vloeistof in de longen), de bloedvaten, de aanwezigheid van een abces of tumoren (b.v.  thymoma of longkanker) of over verdere medische toestanden. Deze techniek heeft echter zijn beperkingen, zo is het moeilijk kleine kwaadaardige tumoren te zien. Longembolisme (bloedklontjes in de longen) wordt ook niet gezien en verlangen verdere studies.

 

 

Kim Chilson

 

Radiografien van een konijnen borstkast en buik, dat de locatie van het hart, de bloedvaten, die van en naar het hart leiden en verdere organen.

Rabbit ultrasound examination or echocardiography

De meeste konijnen tolereren goed de onschadelijke, niet ingrijpende en veel beschikbare methode van echografie, een procedure die zonder het gebruik van kalmerende middelen (die de harteigenschappen kunnen veranderen) gebruikt kan worden. Deze meetmethode is gevoelig en levert plaatjes van hoogste kwaliteit. De snelle hartslag van een konijn en de kleine taille van het hart verlangen desondanks een uitrusting met een hoog frequente omzetter (high frequency transducer), een handbediende sonde (hand held recording probe) en een machine die een hoge frequentie van beelden weergeven kan (high frame rate ultrasound machine).

Echocardiografie  maakt het mogelijk om defecten van de hartstructuur zichtbaar zoals: gebrekkige hartkleppen, erfelijke defecten, hartwand of kamer vergrotingen (b.v. hartverlamming, cardiomyopathy), beweging van de hartwand en maakt het tevens mogelijk het bloedvolume die met elke hartslag door het hart gepompt wordt te meten. Het kan verder de aanwezigheid van vloeistof in het hartvlies (pericardium) of van littekenweefsel op het hartvlies herkennen.

Special technieken, zoals de M- of TM-mode (M = beweging, T = Tijd) ultrasound brengen verder informatie voor de analyse van de wand en de kleppen beweging. De B-mode techniek wordt verder gebruikt om informatie over anatomische verhoudingen te krijgen, terwijl (gekleurde) Doppler informatie de directie en snelheid van de bloedstroom toont. Zodanig dat een turbulente stroom door vernauwing of blokkade van de bloedvaten gezien kan worden

 

Tom Chlebecek

“Twee kamer zicht ” van een konijnenhart (LV = linkerkamer, LA = linkerboezem), dat een evaluatie van de beweging van de voorste lagere hartkamer (ventrikel) myocardiale segment toe laat. De beweging van het  middengedeelte van de mitralis klep kan ook gevolgd worden.

Tom Chlebecek

Elektrocardiograaf van een  gezonde konijnenhart.

Top: rechter parasternale doorzicht van de linkerhartkamer (ventrikel),

Bodem: corresponderende M-mode zicht, met de mitralis klep in de straal.

Konijnenelektrocardiografie (ECG)

Elektrocardiografie (ECG) is een veel gebruikte, niet ingrijpende, simpele en pijnloze procedure die het mogelijk maakt, de elektrische veranderingen in het hart te meten, door de elektrische impulsen die de hartslag synchroniseren te versterken. Elektrocardiografie wordt gebruikt om de oorzaken van symptomen zoals borstpijn, moeilijk ademen (dyspnea), hartkloppingen, stoornissen in het hartritme of syncope te evalueren.

Het ritme van een gezond konijn toont een sinus. Het sluit ademhalingsinus dysritmie (respiratory sinus arrhythmia – RSA) uit, doordat er geen invloed is van de ademhaling op de stroom van de simpathetische en zwerfzenuw (vagus) op de sinoatriale knoop (nodus sinu-atrialis - plek waar de elektrische prikkels ontstaan die een hartslag opwekken).

Het verkregen elektrocardiogram, die een serie golven toont, geeft informatie over de sinoatriale knoop, over de zenuw-geleidings wegen van het hart, over de slag en ritme van het hart. De verschillende golven worden P, Q, R, S, en T genoemd en volgen een alfabetische order:

•    de P golf van een elektrocardiogram is geassocieerd met de contractie van de hartboezem,

•    de QRS serie van golven worden met de hartkamer (ventrikels) contractie geassocieerd,

•    de P-Q of P-R tijden geven waardes van de tijd dat de elektrische impuls van het hartboezem naar de hartkamers reist.

•    de T golf komt na de contractie.

Elektrocardiogram waardes voor een gezond konijn:

P wave

amplitude:   0.1 – 0.15 mv

                  0.04 – 0.12

tijd:            0.03 – 0.04 sec

                  0.01 – 0.05 sec

QRS interval

tijd :           0.015 – 0.04 sec

                  0.02 – 0.06 sec

R-wave amplitude : 0.03 – 0-039 mV

P – R duration

0.05 – 0.1 sec

0.04 – 0.08 sec

Q – T duration

0.08 – 0.16 sec

R wave amplitude

amplitude:   0.03 – 0.039 mV

T wave

amplitude:   0.05 – 0.17 mV

Variaties in de gepresenteerde waardes in de bovenstaande tabel, kunnen het volgende betekenen:

•    abnormale P golf: rechter of linker hartboezem hypertrofie, premature boezemhartslag, overschot aan kalium in het bloed (hyperkalemie).

•    abnormale QRS complex: onder andere rechter of linker bundletakbloc, hartkamer ritme, hyperkalemie...

•    abnormale Q-T tijd: verlaagde calcium (hypocalcemie), onderactiviteit van het schildklier (hypothyroidism), hersenbloedingen, erfelijkheid, hartinfarct, hartspierontsteking.

•    abnormale T: hyperkalemie, ernstige hartinfarct en linker bundle-tak- blokkade in het geval van een hoge T golf; ischemie, leeftijd, ontsteking van het hartvlies,  vertraging in de geleiding tussen de hartkamers, elektrolyt storing, in het geval van een kleine platte of zelfs een omgekeerde T golf.

Konijnen hart ziektes

Verschillende hart ziektes zijn bij konijnen waargenomen, zoals falen van het hart geassocieerd met stuwing, hart myopathie (b.v. myocardiaale fibrose) of erfelijke hartziektes (zelden) zoals defecten in de wanden (septa) van de hartboezem of hartventrikels, stoornis in het hartritme, hartklepziektes of vasculaire ziektes

Deze ziektes worden in individuele teksten behandeld.

Dankgetuiging

Woorden van dank gaan naar Dr. Tom Chlebecek (Makai Animal Clinic, Kailua, HI), to Frossie Economou (Hawaο), to Sandy Minshull (Canada), Akira Yamanouchi (Japan), VEIN (Veterinary Exotic Information Network, http://vein.ne.jp/) en aan Louise en Arie van Praag (Zwitserland), voor hun hulp bij de editie van teksten in het Nederlands. Bedankt verder aan Tom Chlebecek, voor zijn commentaar op dit artikel.

Verdere informatie

M.V. Bray MV, WE. C. Weir EC, D. G. Brownstein, M. L. Delano, (1992) Endometrial venous aneurysms in three New Zealand white rabbits. Lab Anim Sci.; 42(4):360-2.

Farkas, A. J. Batey, S. J. Coker (2004) How to measure electrocardiographic QT interval in the anaesthetized rabbit. J Pharmacol Toxicol Methods.; 50(3):175-85. 

L.C. St John, F. P. Bell (1990) Arterial fatty acid-binding protein activity associated with dietarily-induced and spontaneously occurring atherosclerosis in the rabbit (Oryctolagus cuniculus). Comp Biochem Physiol B.; 97(1):123-7. 

C. Kozma, W. Macklin, L. M. Cummins, R. Mauer (1974) The anatomy, physiology and biochemistry of the rabbit, in The Biology of the Laboratory Rabbit (Weisbroth et al., eds), pp 50-69.

L. I. Kupferwasser, M. R. Yeaman, S. M. Shapiro, C. C. Nast, A. S. Bayer (2002) In vitro susceptibility to thrombin-induced platelet microbicidal protein is associated with reduced disease progression and complication rates in experimental Staphylococcus aureus endocarditis: microbiological, histopathologic, and echocardiographic analyses. Circulation; 105(6):746-52.

C. J. Orcutt (2000) Cardiac and respiratory disease in rabbits. Proceedings of the British veterinary Zooligical Society (Autumn meeting)

K. E. Quesenberry, J. W. Carpenter, P. Quesenberry (2004) Ferrets, Rabbits and Rodents: Clinical Medicine and Surgery Includes Sugar Gliders and Hedgehogs, Elsevier Health, pp 211-216

R. S. Simons (1996) Lung morphology of cursorial and non-cursorial mammals: lagomorphs as a case study for a pneumatic stabilization hypothesis. J Morphol. 1996; 230(3):299-316.

F. Harcourt-Brown, Textbook of Rabbit Medicine, UK: Butterworth-Heinemann, 2001.

 

 

 

 

e-mail: info@medirabbit.com