Hartaanval geassocieerd met stuwing bij konijnen

 

Esther van Praag, Ph.D.

 

MediRabbit.com wordt uitsluitend gefinancierd door gevers.

Elke donatie, ongeacht hoe groot, wordt gewaardeerd en zal helpen bij de voortzetting van het onderzoek van de medische zorg en de gezondheid van konijnen.

Bedankt  

 

 

Het hart is gelokaliseerd in de borstkast van het konijn, met de bovenkant (apex) licht naar de rug en naar links gericht terwijl de onderkant licht naar voren gericht is. Zoals verschillende kleine dieren heeft het konijnenhart 4 kamers, 2 boezemkamers (atria) en twee hartkamers (ventrikels), die door interauriculaire and interventriculaire wanden gescheiden zijn. Het konijnenhart heeft ook enkele anatomische en fysiologische specifieke eigenaardigheden.

Anatomie van het hart van een konijn

De hartboezems (atria) zijn kamers met dunne wanden die het bloed ontvangen, terwijl de hartkamers (ventrikels) dikke gespierde wanden zijn die het bloed uit de hartboezems in de bloedcirculatie terug pompen.

Als de linkerkamer niet in staat is het bloed uit de linkerboezem te pompen, of als de mitralisklep niet goed werkt, accumuleert het bloed zich in de longen (linkerkant hartverlamming). Deze vullen zich op, wat tot opeenhoping van vloeistof in de longen leidt (oedeem). Met als gevolg dat de opname van zuurstof en zijn transport van de longen naar het hart wordt beperkt, wat vermoeidheid veroorzaakt. Dit gaat meestal samen met ademhalingsmoeilijkheden.

Als de rechterkamer niet goed functioneert, of de tricuspidalisklep defect is, gaat de bloeddruk naar boven, wat tot een accumulatie van vocht in het weefsel leidt, vooral in de buik en lagere gedeelte van het lichaam.

Oorzaken

Grootste oorzaak voor congestieve hartverlamming is een defecte klep in de linkerkamer. Meestal speelt een gebrek aan beweging en een gebrek aan mineralen en vitamines hierbij een rol. Verdere oorzaken houden in:

·          dysritmie (abnormale hartslag),

·          bicuspidalis of mitralisklep defecten, door erfelijkheid, of door een ontsteking veroorzaakt (viraal of bacterieel), of andere ziektes,

·          ziektes van de krans(slag)aderen,

·          hartspier (myocardium) gebonden problemen of ziektes, ontsteking,

·          anemie of te weinig rode bloed lichaampjes

·          longenziektes, zoals pneumonie.

Klinische tekeken

De externe symptomen voor congestieve hartverlamming houden vermoeidheid, slapheid, verlies van eetlust, verwarring, hardnekkig hoesten,  kortademigheid of moeilijk ademen (dyspnea) in.

Verschillende klinische test (zie: Cardiologie en technieken om hartziektes bij konijnen te detecteren) tonen meestal een vergroot hart, een verhoogde hartslag, dysritmie en de aanwezigheid van vocht in de longen (oedeem) aan.

Michel Gruaz

The presence of foam in the nasal cavity (arrow) in this Belgian bearded rabbit that died suddenly is the sign of a mixed pulmonary and cardiac distress.

.

Michel Gruaz

During the autopsy, heart of the same Belgian bearded rabbit, with dark heart auricles (arrows), after a heart attack and sudden death. 

Behandeling

De behandeling voor congestieve hartverlamming geneest niet het probleem, maar houdt het onder controle. Het houdt de behandeling van de veroorzakende ziektes (b.v. pneumonie, met de juiste antibiotica) in, gezamenlijk met het toedienen van medicamenten die een verergering van de hartfuncties verhinderen.

Tom Chlebecek

“Two chamber view” ultrasound of a rabbit heart (LV = left ventricule, LA = left atrium), which permits evaluation of the motion of the anterior and inferior left ventricular myocardial segments. The mid-portion of the mitral valve motion is also evident.

De acute behandeling van congestieve hartverlamming houdt het toedienen van zuurstof in, gecombineerd met een rustige plaats. Het gebruik van diuretica helpt het vocht en natrium retentie te ontlasten. Nitraat gebaseerde medicijnen (zoals nitroglycerine) helpen de druk op het hart te verminderen. Soms is ook een therapeutische pleurocentese (doorprikken van het borstvlies) nodig, bij konijnen die aan borstvlieseffusie en ernstige ademhalings moeilijkheden leiden. De oorzaken moeten onderzocht worden, ultrasound is hiervoor een goed middel.

Lange termijn behandeling van congestieve hartverlamming houdt onder andere in:

·             angiotensin converting enzyme (ACE) inhibitors (e.g. enalapril), groep van geneesmiddelen die de bloeddruk doet dalen door het angiotensine omkeerenzym te remmen. Ze maken de bloedvaten zacht, zodat het bloed er makkelijker door kan vloeien, hetgeen rust aan het hart geeft. Hopelijk slinkt de taille van het hart naar zijn oorspronkelijke grote en wordt de ademhaling weer makkelijker. Enalapril heeft een klein voordeel over de rest van ACE medicijnen.

·             diuretische middelen (b.v. furosemide) helpen vocht opbauw in het lichaam te verminderen. Verhoogde uitscheiding van vocht en natrium helpen de symptomen van hartverlamming te verminderen. Hun dosering hangt van het lichaamsgewicht af. Een te hoge dosering leidt namelijk tot dehydratie, terwijl een te geringe dosis niet de verwachte verlichting of verbetering van de symptomen brengt. De bijeffect van het gebruik van een diuretica medicijn is een laag niveau van potassium in het bloed.

·             inotrope (van invloed op de hartspier) middelen (b.v. digoxine) worden gebruikt om een sterkere hartslag te stimuleren en daardoor de hoeveelheid bloed die uit de linkerhartkamer bij elke contractie gepompt wordt, te verhogen. Bij konijnen worden deze middelen gebruikt, bij subacute of chronische problemen van het myocardium, supraventriculaire dysritmie, klep terugstroming (teruglekken van bloed van de hartkamer in de hartboezem tijdens de systole (hartcontractie). Deze medicijnen moeten alleen gebruikt worden, als een regelmatige controle van de hydratie status, gewicht, eetlust, elektrolyt niveau in het bloed, azotemie en creatinine mogelijk is.

Dankbetuiging

Woorden van dank gaan naar Dr. Tom Chlebecek (Makai Animal Clinic, Kailua, HI), Frossie Economou (Hawaď) en Michel Gruaz (Zwtserland) voor hun foto’s en aan Louise en Arie van Praag (Zwitserland), voor hun hulp bij de editie van teksten in het Nederlands.

Verdere informatie

M.V. Bray MV, WE. C. Weir EC, D. G. Brownstein, M. L. Delano, (1992) Endometrial venous aneurysms in three New Zealand white rabbits. Lab Anim Sci.; 42(4):360-2.

Farkas, A. J. Batey, S. J. Coker (2004) How to measure electrocardiographic QT interval in the anaesthetized rabbit. J Pharmacol Toxicol Methods.; 50:175-85. 

L.C. St John, F. P. Bell (1990) Arterial fatty acid-binding protein activity associated with dietarily-induced and spontaneously occurring atherosclerosis in the rabbit (Oryctolagus cuniculus). Comp Biochem Physiol B.; 97(1):123-7. 

C. Kozma, W. Macklin, L. M. Cummins, R. Mauer (1974) The anatomy, physiology and biochemistry of the rabbit, in The Biology of the Laboratory Rabbit (Weisbroth et al., eds), pp 50-69.

L. I. Kupferwasser, M. R. Yeaman, S. M. Shapiro, C. C. Nast, A. S. Bayer (2002) In vitro susceptibility to thrombin-induced platelet microbicidal protein is associated with reduced disease progression and complication rates in experimental Staphylococcus aureus endocarditis: microbiological, histopathologic, and echocardiographic analyses. Circulation;105:746-52.

C. J. Orcutt (2000) Cardiac and respiratory disease in rabbits. Proceedings of the British veterinary Zooligical Society (Autumn meeting).

K. E. Quesenberry, J. W. Carpenter, P. Quesenberry (2004) Ferrets, Rabbits and Rodents: Clinical Medicine and Surgery Includes Sugar Gliders and Hedgehogs, Elsevier Health, pp 211-216.

R. S. Simons (1996) Lung morphology of cursorial and non-cursorial mammals: lagomorphs as a case study for a pneumatic stabilization hypothesis. J Morphol. 1996; 230(3):299-316.

F. Harcourt-Brown Textbook of Rabbit Medicine, Oxford, UK: Butterworth-Heinemann, 2001.

 

 

 

 

 

e-mail: info@medirabbit.com